Autoterm uitleg foutcodes

Autoterm uitleg foutcodes

14 december 2024

Overzicht van de Foutcodes

Contacteer ons in geval van foutmeldingen.


FoutcodeBeschrijvingOorzaak van de foutMogelijke oplossing
01Oververhitting van de warmtewisselaarDe sensor stuurt een signaal om de verwarming uit te schakelen. De temperatuur in het sensorgebied is hoger dan 250°C.
  • Controleer de luchtinlaat en -uitlaat van de verwarming op vrije doorstroming.
  • Controleer de ventilator op schade en prestaties.
  • Controleer en vervang de temperatuursensor indien nodig.
  • Verwijder koolstofafzettingen uit de warmtewisselaar.
02Mogelijke oververhitting bij de inlaatsensor. Sensor meet meer dan 55°CDe regelunit wordt onvoldoende gekoeld tijdens de 5 minuten purgefase vóór opstart of oververhitting van de regelunit tijdens gebruik.
  • Controleer de luchtinlaat en -uitlaat van de verwarming op vrije doorstroming en start de verwarming opnieuw om deze af te koelen.
  • Vervang de regelunit.
04 / 06Defecte temperatuursensor in de regelunitDe temperatuursensor is defect (geïntegreerd in de regelunit) en kan niet worden vervangen.

Vervang de regelunit.

05Defecte temperatuursensor (AIR-2D) of vlamsensorKortsluiting naar de behuizing of een onderbreking in de bedrading van de sensor.

Controleer de sensor en vervang indien nodig.

07Oververhittingssensor - onderbrekingDefecte sensor of oxidatie van contacten in het aansluitblok.
  • Controleer de oververhittingssensor op onderbrekingen.
  • Verwijder oxidatie van de contacten.
08

Zie foutcode 29.

09Defecte gloeiplugKortsluiting, onderbreking of defecte regelunit.
  • Controleer de gloeiplug en vervang deze indien nodig.
  • Controleer de regelunit en vervang deze indien nodig.
10De elektromotor van de ventilator bereikt niet de benodigde snelheidVerhoogde wrijving in de lagers of contact tussen de waaier en de ventilatorkap. Defecte elektromotor.
  • Controleer de elektromotor. Corrigeer de fout indien mogelijk.
  • Vervang de ventilator indien nodig.
12Uitschakeling, overspanning hoger dan 30V (voor 24V) of 16V (voor 12V)Defecte spanningsregelaar of defecte accu.
  • Controleer de accuklemmen en bedrading.
  • Controleer de accu, laad deze op of vervang indien nodig.
13De kachel start niet - twee automatische startpogingen mislukt.Geen brandstof in de tank

Vul de tank bij.

De brandstofkwaliteit komt niet overeen met de bedrijfsomstandigheden bij lage temperaturen.

  • Elimineer lekkage of verstopping in de brandstofleiding.
  • Controleer de werking van de brandstofpomp en vervang deze indien nodig.

Verstopt uitlaatkanaal of verbrandingsluchtinlaat.

Maak de luchtinlaat of het uitlaatkanaal schoon van eventuele verstoppingen.

Onvoldoende voorverwarming van de gloeiplug, defecte regelunit.

  • Controleer de gloeiplug en vervang deze indien nodig.
  • Controleer de spanning geleverd door de regelunit en vervang deze indien nodig.

De waaier raakt de ventilatorkap in de blazer, waardoor de luchtstroom naar de verbrandingskamer wordt verminderd.

Vervang de blazer na het vaststellen van de storing.

De behuizing van de gloeiplug in de verbrandingskamer is verstopt. Verstopte gloeiplugzeef of deze is niet volledig in de behuizing geplaatst.

Maak het gloeipluggat schoon. Vervang de gloeiplugzeef indien nodig.

15Uitschakeling, onderspanning lager dan 20V (voor 24V) of 10V (voor 12V)Defecte spanningsregelaar of defecte accu.
  • Controleer de accuklemmen en bedrading.
  • Controleer de accu, laad deze op of vervang indien nodig.
16Tijdens de purgetijd werd de temperatuursensor niet voldoende gekoeldDe temperatuursensor werd niet voldoende gekoeld tijdens de 5 minuten durende purgefase vóór opstart.
  • Controleer de luchtinlaat en -uitlaat van de verwarming.
  • Controleer de ventilator op schade en prestaties.
  • Controleer en vervang de temperatuursensor indien nodig.
17Defecte brandstofpompKortsluiting of open circuit in de bedrading van de brandstofpomp.
  • Controleer de bedrading van de brandstofpomp op kortsluitingen of onderbrekingen.
  • Controleer de isolatie en verbindingen.
20De kachel start niet.Doorgebrande zekeringen op de stroomkabel.

Controleer de zekeringen en vervang deze indien nodig.

Geen communicatie tussen de controller en de regelunit. De controller ontvangt geen gegevens van de regelunit.

Controleer de connectoren en de groene draad in de verbindingskabel. Verwijder oxidatie van de connectoren. Controleer de controller en de verbindingskabel, vervang deze indien nodig. Als de controller functioneel is, vervang dan de regelunit.

27Motor draait nietBeschadigd lager of rotor, of aanwezigheid van vreemde objecten.
  • Controleer de connectoren en bedrading naar de elektrische motor en de regelunit.
  • Verhelp de fout indien mogelijk.
28Motor draait, maar snelheid wordt niet geregeldDefecte elektronische besturingskaart van de motor of de regelunit.

Vervang de ventilatormotor.

08 of 29Vlamuitval tijdens de werking van de kachel.Onvoldoende brandstoftoevoer.
Defecte brandstofpomp.
Defecte vlamindicator.
  • Controleer op lekken of verstoppingen in de brandstofleidingen en draai de klemmen op de leidingen aan.
  • Controleer de luchtinlaat voor verbranding en de uitlaatpijp.
  • Controleer de hoeveelheid brandstof die door de brandstofpomp wordt geleverd en vervang deze indien nodig.
  • Als de kachel start, controleer de vlamindicator en vervang deze indien nodig.
30Verwarming start nietGeen communicatie tussen de controller en de regelunit. Regelunit ontvangt geen gegevens van de controller.
  • Controleer de connectoren en witte draad in de aansluitkabel.
  • Verwijder oxidatie van de connectoren.
  • Controleer de controller en aansluitkabel, vervang indien nodig.
78Vlamuitval tijdens werkingLuchtbel in het brandstofsysteem, defecte brandstofpomp of defecte vlamindicator.
  • Controleer de brandstofleidingen op lekkages of verstoppingen.
  • Draai de klemmen van de brandstofleidingen aan.
  • Controleer de luchtinlaat en uitlaat.
Reactie plaatsen